Nieuws
Nieuws

Impuls blog: Nieuwe ronde - oude kansen: tijd voor investeren in het hoger beroepsonderwijs

De beroepsbevolking krimpt razendsnel door vergrijzing en de afname van het aandeel jongeren (ontgroening), met grote disrupties voor bedrijven en publieke instellingen. Maar dat wisten we al. De komende jaren moeten er in Nederland 9 miljoen mensen worden bij- en omgeschoold. Ook dat wisten we al. Ondertussen krijgt ons land het niet voor elkaar om effectief te innoveren en zo tot de noodzakelijke productiviteitsverbetering te komen. En ja, dat wisten we natuurlijk óók al.

Toch is er door de vorige regeringen - niet alleen het tragische kabinet Schoof - op elk van deze punten bar weinig teweeggebracht. En dat terwijl er alle gelegenheid is om elk van de genoemde uitdagingen serieus het hoofd te bieden. Met de Tweede Kamerverkiezing  op 29 oktober dit jaar en de daaropvolgende - hopelijk vlotte - formatie is sprake van een nieuwe ronde - met oude, al langer te benutten kansen. En zeker voor het hoger beroepsonderwijs. Lees je mee?

Leven lang ontwikkelen als publieke taak

Dat leren en ontwikkelen zich niet tot de jongeren beperkt, maar het hele leven betreft, is een langer bestaand inzicht. Na de Tweede Wereldoorlog pleitte UNESCO al voor ‘lifelong education’ als basis voor democratisering en wederopbouw. In de jaren ’70 begonnen onderwijskundigen en beleidsmakers te spreken over ‘permanente educatie’ en ‘volwasseneneducatie’, vaak in de context van sociale emancipatie. En vanaf de jaren ’90 kreeg ‘Life Long Learning for All’ (OESO 1996) een sterk economisch accent: voortdurende her- en bijscholing is nodig voor de kenniseconomie en de arbeidsmarkt.

Hoogste tijd om LLO als publieke taak aan te merken

Deze inzichten en aandacht ten spijt, is leven lang ontwikkelen (LLO, zoals het jargon nu gebiedt) nooit echt verankerd. Niet in het werkveld - want slachtoffer van conjunctuur, kortetermijndenken en het free rider probleem dat je ‘aan het opleiden bent voor de concurrent’. En niet in het overheidsbeleid - want duur, marktverstorend of ad hoc. Ondertussen lopen we in termen van het her- en bijscholen van werkenden en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt ernstig achter de feiten aan. Hoogste tijd dus om LLO als publieke taak aan te merken, zoals we dat voor het initiële onderwijs sinds de invoering van de Leerplicht in 1901 al doen. Inclusief de bijbehorende opdrachtverlening aan mbo, hbo en wo om hier handen en voeten aan te geven en inclusief de bijbehorende bekostiging. Marktverstoring? Niet wanneer we ophouden het onderwijs als markt te zien.

Er is geen marktverstoring wanneer we ophouden het onderwijs als markt te zien

Menselijk kapitaal dankzij permanente scholing

Het borgen van LLO draagt ook bij aan een andere fenomenale opgave: de krimpende beroepsbevolking. Als de factor arbeid daalt, dan daalt de productie en daarmee een belangrijk deel van onze welvaart. Tenzij dit wordt gecompenseerd door méér kapitaal (traditioneel grond en machines, maar tegenwoordig vooral menselijk kapitaal) of door technologische ontwikkelingen. Op dit laatste kom ik zo terug. Dat menselijke kapitaal is een zeer krachtige productiefactor en een product van… permanente scholing.

Menselijke kapitaal is een zeer krachtige productiefactor en een product van… permanente scholing

In de initiële opleidingsfase kan het ontwikkelen van menselijk kapitaal worden aangejaagd door de doorstroming van mbo naar hbo te bevorderen, al dan niet met gebruikmaking van duale trajecten. En door meer hbo-bachelor afgestudeerden toegang te bieden tot (bekostigde) professionele masterprogramma’s of tot universitaire masterprogramma’s wanneer een academische loopbaan wordt geambieerd.

In de post-initiële fase dient, veel meer dan nu het geval is, te worden ingezet op erkende certificaten (microcredentials), zodat leer- en ontwikkelinspanningen worden geobjectiveerd en gewaardeerd. Daarnaast kan juist scholing een antwoord bieden op het relatief grote aantal inactieven in onze samenleving. Het investeren in menselijk kapitaal en het beter benutten van het arbeidspotentieel zal de ontgroening en vergrijzing niet geheel het hoofd kunnen bieden, maar zijn wel krachtige tegenbewegingen.

Innovatiekracht versterken

Het inzetten op technologische ontwikkeling en vooral praktische innovatie is óók zo’n krachtige tegenbeweging. Deze factor in de productiefunctie is het aandeel van de productie dat niet verklaard kan worden door de hoeveelheid, de kwantiteit van arbeid en kapitaal alleen. Denk daarbij aan betere machines, digitalisering en AI, maar ook aan schaalvoordelen en netwerkeffecten, nieuwe managementtechnieken en - bepaald belangrijk - adequate regelgeving en het waarborgen van de rechtsstaat.

De inzet van het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid op technologie en innovatie is echter sinds jaar en dag beneden de maat. En dat terwijl al in het jaar 2000 de afspraak is gemaakt om 3% van het binnenlands bruto product te besteden aan onderzoek en ontwikkeling (R&D). In de praktijk laat vooral de overheid het afweten: de publieke R&D-investeringen via universiteiten, hogescholen en de toegepaste onderzoeksinstituten zijn bij ons lager dan het OESO- en EU-gemiddelde.

Juist door wetenschappelijke inzichten te verbinden aan de beroepspraktijk krijgen innovaties concreet vorm

Daarbij gaat het niet alleen om voldoende geld, maar ook om de juiste besteding daarvan. Een belangrijk aandachtspunt is hoe (fundamenteel) wetenschappelijke inzichten te vertalen naar praktische toepassingen. Lange tijd is ingezet op het zogeheten valoriseren van deze kennis door het aanjagen van universitaire start-ups. Dit leidt vaak tot gedoe over het intellectuele eigendom, wat ernstig kan afleiden van het uiteindelijke doel. Juist daarom is het praktijkgerichte onderzoek van hogescholen zo’n interessante ontwikkeling. Dit onderzoek, dat voor en samen met het werkveld wordt uitgevoerd, is per definitie vraaggestuurd, vrij van rechten en van grote praktische waarde. Juist door wetenschappelijke inzichten te verbinden aan de beroepspraktijk krijgen innovaties concreet vorm. En dragen zij daarmee direct bij aan de noodzakelijke productiviteitsverbetering.

Elke regio telt!

Een juiste besteding van extra middelen voor onderwijs en praktijkgericht onderzoek betekent óók dat deze middelen op de juiste plek moeten belanden. In 2023 publiceerden drie onafhankelijke adviesraden het baanbrekende rapport Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s. Hierin wordt helder beschreven dat het rijksbeleid van de afgelopen decennia de verschillen in brede welvaart tussen de centrumregio’s en de omliggende regio’s niet kleiner, maar juist groter hebben gemaakt. Het rapport, dat door de regering Rutte IV is overgenomen, pleit voor langjarige, substantiële rijksinvesteringen in de regio’s aan de randen van het land.

Elke regio telt! pleit voor langjarige substantiële rijksinvesteringen in de regio’s aan de randen van het land

Hieruit is vervolgens het Nationale Programma Vitale Regio’s ontstaan en zijn 11 regio’s aangewezen voor langjarige investeringen. Waaronder Noord-, Midden- en Zuid-Limburg. Het is essentieel dat het Nationale Programma Vitale Regio’s nu ook van eigen en voldoende middelen wordt voorzien én dat het hoger beroepsonderwijs als sleutelspeler in de regio deelneemt.

Kansen voor het hoger beroepsonderwijs

Voor het hoger beroepsonderwijs ligt hier een duidelijke agenda. Als we Nederland toekomstbestendig willen maken, dan vraagt dat om concrete keuzes:

  • Maak leven lang ontwikkelen een kerntaak van hogescholen – geef ze samen met het mbo en wo de wettelijke opdracht om- en bijscholing structureel te verzorgen.
  • Vergroot de doorstroom naar het hbo en verder – zorg voor meer hbo-mastergeschoolden die klaarstaan voor de complexe vraagstukken van morgen.
  • Investeer stevig in praktijkgericht onderzoek – structureel en met oog voor samenwerking met het werkveld.
  • Zet het Nationaal Programma Vitale Regio’s voluit in – en erken de sleutelrol van het hbo in regionale ontwikkeling en brede welvaart.

Tot 29 oktober bij de stembus. Want dan zijn we zelf aan zet.